Het Aramese woord voor „vertolking” of „parafrase”
is targoem. Vanaf circa 450 v.C. kwam het Aramees in gebruik
als de algemene taal voor vele in Perzië wonende joden.
Derhalve werd het noodzakelijk voorlezingen uit de Hebreeuwse
Geschriften gepaard te laten gaan van een vertaling in het
Aramees. Hoewel targoems vrije parafrasen en geen nauwkeurige
vertaling zijn, verschaffen ze een rijke achtergrond voor
de tekst.
MS 206 (eerste helft 11de eeuw)
Dit manuscript bevat het bijbelgedeelte Exodus 10:15 –
14:21. Het is geschreven op velijn, Irak, eerste helft van
de 11de eeuw. Mogelijk werd het geschreven door een schriftgeleerde
afstammende van de Maghreb (Noord Afrika, waarschijnlijk Tunesië).
Het verslag van Exodus 10:15 - 14:21 speelt zich af ten
tijde dat de Israelieten verbleven in Egypte. God bracht tien
plagen over Egypte als "strafgerichten aan de goden van
Egypte" (Exodus 12:12 - Leidse vertaling). Het resultaat
was dat Farao zijn volk liet gaan en bewezen werd dat Hij
de ware God is (Jozua 2:10,11). Deze targoem MS 206 begint
bij de sprinkhanenplaag (8ste plaag) en eindigt bij het splitsen
van de wateren bij de Rode Zee.