Voorwerp: Prent Riccioli 1633 - 'De
aarde als onbeweeglijk middelpunt van het heelal'
In vroegere tijden dacht men, op grond van wat men zag
en op grond van de geschriften van Plato, Aristoteles en later
Ptolemaeus, dat de aarde in het middelpunt van het gehele
universum stond en dat de zon, de planeten en alle sterren
om de aarde heen draaiden. Dit was ook de opvatting van de
Rooms-Katholieke Kerk. Geleidelijk aan ontstonden er andere
inzichten, zij het wel met ernstige tegenkantingen. Nicolaus
Copernicus (1473-1543) wordt beschouwd als de grondlegger
van de heliocentrische theorie. Deze theorie stelt dat de
zon in het midden van het zonnestelsel staat en dat de planeten
er omheen draaien. Aanvankelijk nam de kerk geen standpunt
in m.b.t. deze theorie hoewel Copernicus vanwege de tegenspraak
met de toenmalige leer lang geaarzeld heeft om ze bekend te
maken. Galileo Galilei (1564-1610) kwam, door zijn waarnemingen
tot dezelfde conclusie. Nu reageerde de kerk wel. De opvattingen
van Nicolaus Copernicus (1473-1543) werden in 1616 veroordeeld
door deze werken op de lijst van verboden boeken te zetten.
Galilei verscheen in 1632 voor een kerkelijke rechtbank. Als
gevolg hiervan nam Galilei afstand van zijn beweringen en
hij werd tot levenslange huisarrest veroordeeld.
De tekening hieronder met de Goddelijke naam helemaal
bovenaan, in het Hebreeuws, dient in het licht van deze informatie
bezien te worden. Na deze veroordelingen kreeg de jezuïet
Giovanni Battista Riccioli (1598-1671) in 1633 immers de opdracht
het standpunt van de katholieke kerk uiteen te zetten en te
verdedigen. Zowel zijn boek 'Almagestum novum' als de door
F. Curtus gegraveerde, allegorische titelprent maakten het
standpunt duidelijk.
De uitleg van de tekening geven we onderaan.
Giovanni Battista Riccioli, Almagestum novum, astronomiam
veterem novamque complectens, observationibus aliorum, et
propriis novisque theorematibus, problematibus ac tabulis
promotam, in tres tomos distributam [... Tomus primus.] Bononiae,
ex typographia haeredis Victorij Benatij, 1651. -- (673 A
12)
Uitleg van de tekening:
De volgende personen en elementen zijn afgebeeld:
De reus Argus: hij staat links met een
telescoop in zijn linkerhand. Argus is een persoon uit de
Griekse mythologie. Zijn lichamelijke eigenschap (zijn honderd
ogen) maken van hem de geschikte persoon om astronomie te
beoefenen. Van hem is de uitdrukking afgeleid 'iets met argusogen
bezien'. Uit zijn mond rollen de woorden "Videbo caelos
tuos, opera digitor[um] tuor[um]" ("Ik zal Uw hemelen
zien, de werken van Uw vingers" - Psalm 8 vers 3).
Een vrouwenfiguur: rechts, mogelijk
vrouwe Astronomia. Haar kleed en scheenplaten zijn met sterren
bezaaid. Haar gordel is versierd met de tekens van de dierenriem.
Zij spreekt de woorden uit: "Non inclinabitur in saeculum
saeculi" ("Zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen"
- Psalm 104, vers 5). Deze tekst werd gebruikt door degenen
die de aarde als onbeweegbaar middelpunt beschouwden. In haar
linkerhand houdt zij een ‘armillarium’, een uit
ringen samengestelde hemelglobe.
Weegschaal: de prominente plaats in
de prent. Onder de rechterarm van de vrouw staat "Ponderibus
librata suis" ("Volgens hun eigen gewicht gewogen"
- Jesaja 40 vers 12), wat op de inhoud van de twee schalen
slaat. Links wordt het systeem van Copernicus gewogen (veel
te licht) - rechts dat van Riccioli zelf, een ‘verbeterde’
versie van dat van Tycho Brahe.
Ptolemaeus: de man onderaan. In zijn
linkerhand houdt Ptolemaeus het wapen van kardinaal Hieronymus
Grimaldi, prins van Monaco, vast aan wie het boek door Riccioli
is opgedragen. Ptolemaeus heeft als tekst meegekregen: Erigor
dum corrigor’ (Ik word in de hoogte gestoken, terwijl
ik word gecorrigeerd).
Gods hand is te zien onder zijn naam
in een zonnebaan. Bij de vingers staat: "numerus, mensura,
pondus" (getal, maat, gewicht) - de drie aanduidingen
waarmee men iets omschrijft.
De zon en planeten: links van Gods hand
zijn mollige kinderfiguurtjes (putti) afgebeeld met vleugeltjes.
Ze zijn afgebeeld met de zon, samen met Mercurius, Venus en
Mars, die om de zon draaien. Rechts zijn ze afgebeeld met
de maan, Jupiter (met zijn vier satellieten), Saturnus (met
zijn ring), en een komeet. De hier bijpassende spreuk is vers
3 uit psalm 18: ‘Dies diei eructat verbum, et nox nocti
indicat scientiam’ (De ene dag geeft het door aan de
andere, de ene nacht maakt het aan de volgende bekend). Dit
komt overeen met de symbolische uitbeelding van de dag links
en van de nacht rechts.
Gods naam: in het midden boven staat
het Hebreeuwse tetragram JHWH met de masoretische klinkertekens.
bron: website van de Universiteit Leiden. Bron op deze
website: H.A.M. Snelders, ‘Van geocentrisch naar heliocentrisch
wereldbeeld’, in: Sterrenkunde. Geschiedenis en moderne
inzichten over de bouw en evolutie van het heelal. Utrecht
1984 ( = Studium generale programma. Najaar 1984), p. 15-23.