Zilvercollectie
Oudenaarde was tussen de 15e en de 18e
eeuw een belangrijk edelsmeedcentrum, waar het ambacht van vader
op zoon werd overgebracht, vaak verscheidene generaties na elkaar.
Er is een grote verzameling tafelzilver, met bijvoorbeeld koffie-
thee- en chocoladekannen, bestekken en klein gerei zoals peper
en zoutvaatjes, mosterdpotten en olie- en azijnstellen. De oudst
gekende theepot dateert van 1702. Natuurlijk zijn er ook veel
siervoorwerpen van zilver gemaakt; we vinden hier onder meer
kandelaars, tabaksdozen en sierkannen. Daarnaast is er het religieuze
zilverwerk zoals altaarvazen, wijwatervaten, kruisbeelden en
een beroemde monstrans uit 1762. En een gebedenboek met zilveren
beslag en sluitingen en een zilveren medaillon. De zilvercollectie
is eigendom van Ernest De Boever en in bruikleen gegeven aan
het stadhuis, zodat iedereen deze kunstschatten kan bewonderen.
Wandtapijten
In de benedenlakenhalle van het stadhuis
is een prachtige collectie zeer oude wandtapijten te bewonderen,
die daar met veel zorg en respect behandeld worden. Het maken
van wandtapijten was van de 16e tot de 18e eeuw één
der belangrijkste ambachten van de stad. De wandtapijten die
in Oudenaarde gemaakt zijn staan voor goede kwaliteit, ze zijn
dan ook over heel Europa verspreid en nog steeds op veel openbare
plaatsen te zien of in privé-collecties opgenomen.
In de wandtapijten was er ook een bepaalde
mode; bij de vroegste tapijten vinden we vooral historische
en bijbelse, vooral oud-testamentische thema’s terug.
Ook thema’s uit de mythologie waren geliefd. Later werden
er vooral veel landschappen gecreëerd vaak met grote beesten
zoals paarden, herten, luipaarden maar ook fantasiedieren zoals
eenhoorns en draken. Natuurlijk mochten jachttaferelen ook niet
ontbreken in de huizen van deze rijke eigenaars. Romantische
voorstellingen zien we vaker terug in de latere periode en natuurlijk
één van de specialiteiten van Oudenaarde de Verdures
of Groenwerk. Taferelen met tuinen en bomen, waarbij elk blaadje
met uiterste precisie werd ingeweven, met een ruime schakering
aan allerlei tinten groen. De gemiddelde grootte van de tapijten
is toch wel 4 à 5 meter breed en zo’n 2 à
3 meter hoog. Uiteraard kwamen al deze grote tapijten mooi tot
hun recht in de grote ruime kamers van de rijke klasse.
Historie
In oude documenten uit 1368 wordt de eerste
tapijtwever in Oudenaarde vermeld. Stukken uit die tijd bestaan
helaas niet meer. In 1441 werd het gilde van Sint Barbara opgericht,
het ambachtsgilde van de tapijtwevers. De oudst bekende tapijten
worden gedateerd rond 1550.
Het weven gebeurde meestal thuis op een
uitgeleend of een eigen weefgetouw. De grondstoffen die de wever
gebruikte waren hennep en vlas voor de kettingdraden; voor de
inslagdraden werden gekleurde wol en zijde, alsook goud- en
zilverdraad gebruikt.
"De Weever"
|
"De Tapeitwerker"
|
|
|
uit
"100 Verbeeldingen van Ambachten" - 1694 - Johannes
en Caspaares Luiken
|
Op ordonnantie van Keizer Karel V waren
de Oudenaardse wevers vanaf 1544 verplicht om hun wandtapijten
te merken, met een stadsmerk en een weversmerk, dat in de rand
van het tapijt werd ingeweven. Het stadsmerk van Oudenaarde
vormde een wapenschild met bril, het weversmerk verschilde afhankelijk
van het huis waarin het gemaakt was. Deze merken waren een kwaliteitslabel
voor het echte Oudenaardse ambacht. En in deze tijd helpt het
de deskundigen om de tapijten als dusdanig te herkennen; alhoewel
er ook veel Oudenaardse tapijten in omloop zijn, die dit stadsteken
niet dragen.
Huis de Lalaing
Het spreekt vanzelf dat deze kostbare tapijten
met de uiterste zorg omringd worden. Daarvoor is er een ander
historisch pand in gebruik, namelijk Huis de Lalaing, een patriciërswoning,
vroeger toebehorend aan Philips de Lalaing, stadsgouverneur,
die hier in de zestiende eeuw gewoond heeft.
Hier worden de tapijten geconserveerd,
d.w.z. ze worden eerst grondig gewassen. Dit gebeurt in een
groot bad, waar het tapijt volledig plat in kan liggen. Medewerksters
binden synthetische sponsen onder de voeten en wandelen voorzichtig
over alle delen van het tapijt. Het tapijt wordt gedroogd met
witte zachte handdoeken en absorberend vloeipapier. Daarna volgt
het restaureren van versleten en zwakke plekken; hierbij gaat
men ook volgens een vaste procedure te werk, opdat het oorspronkelijke
tapijt intact blijft. De tapijten worden op grote rollen gedraaid,
met daartussen een opening, waardoor de naaisters de stukken
kunnen bewerken. Deze medewerksters zijn speciaal opgeleid om
met veel vakmanschap de versleten plekjes weer onzichtbaar te
herstellen. Heel het verloop van conservatie en restauratie
kan één tot twee jaar in beslag nemen, afhankelijk
van de staat waarin het tapijt verkeerd. Maar daarna is het
tapijt weer voor tientallen jaren goed geconserveerd.
De tentoongestelde collectie tapijten wisselt
regelmatig omdat men de tapijten zes maanden laat hangen, en
zes maanden opgerold laat rusten. De volledige Oudenaardse collectie
omvat 24 wandtapijten, waarvan er telkens 14 in de Lakenhalle
worden getoond.
In dit vroegere herenhuis worden ook nu
nog altijd Oudenaardse wandtapijten met de hand gemaakt. Men
beoefent het ambacht nog altijd op de traditionele manier; zij
het wel dat men nu moderne en hedendaagse onderwerpen kiest.
FABRICAGE
“Een kamer”
Aangezien alleen rijke families zich deze exclusieve wandtapijten
konden veroorloven, werden ze meestal per reeks besteld. Zo’n
reeks noemt men “een kamer”. Het was de bedoeling
dat alle wanden van één kamer met tapijten bekleed
werden, volgens een bepaald thema. Soms omvatte zo’n kamer
een reeks van zes tapijten. De tapijten werden aangepast aan
de grootte van de plaatsen, waar ze kwamen te hangen.
Patronen
De patronen waren zeer ingewikkeld en heel rijk aan allerlei
kleine details. Een kunstenaar ontwierp het dessin en bracht
het vervolgens over op stukken karton van ca. 40 x 40 cm. De
tekening werd tussen de kettingdraden aangebracht en de wever
moest de tekening nauwkeurig volgen. Maar de wever werkte met
de achterkant van het tapijt naar zich toe, dus werd de tekening
in spiegelbeeld gemaakt. De wever kon zijn werk beoordelen in
een spiegel die tegenover het wandtapijt was aangebracht. Aangezien
de kartons meerdere keren gebruikt werden, vinden we soms verscheidene
tapijten terug met dezelfde afbeelding.
Omboording
Vanaf 1500 werd rond elk tapijt een brede boord geweven. Deze
boord was identiek voor alle tapijten die tot dezelfde “kamer”
behoorden. Elke wever had zijn eigen type boord. Meestal werden
boorden direct aan het tafereel vast geweven. Soms echter werd
de boord apart geweven en er later aangezet.
Alexander de Grote
De trots van Oudenaarde bestaat uit een
reeks wandtapijten over de beroemde Macedonische vorst Alexander
De Grote. Deze tot ca. 1995 onbekende tapijten werden in 1998
door de stad Oudenaarde aangekocht. De reeks bestaat uit drie
tapijten die op het einde van de zestiende eeuw werden gefabriceerd
en zijn van zeer hoge kwaliteit. De geschiedenis van Alexander
was een geliefd thema in de tapijtweefkunst; omdat men in die
periode opkeek naar de heldendaden die door grote wereldleiders
verricht waren. De bezitter van zo’n tapijt kon zijn bezoekers
vol trots laten zien, hoe deze passages uit de wereldgeschiedenis
vastgelegd waren op zijn prachtige muurversieringen.
Men vermoedt dat deze reeks heeft toebehoord aan Alexander
Farnese, de hertog van Parma (1545 – 1592)
|
Alexander Farnese
1545 - 1593
Landvoogd van de Spaanse
Nederlanden
(1578-1592)
|
Deze Spaanse landvoogd was de zoon van
Margaretha van Parma, die in Oudenaarde werd geboren. Hij zou
de tapijten als een geschenk ontvangen hebben in 1582 bij zijn
plechtige intrede in de stad Oudenaarde. Uit hoeveel stukken
de kamer bestond is niet bekend, maar de hele kamer had 2000
florijnen gekost, ongetwijfeld een kapitaal in die tijd. In
oude documenten is er sprake van patronen voor een kamer met
acht stukken, met de geschiedenis van Alexander.
De collectie die de stad heeft kunnen aankopen bestaat
uit drie tapijten; namelijk:
- Alexander voor de hogepriester Iaddo
- Alexander wordt een kroon aangeboden
- Het legerkamp bij de rivier Granikos - (hier streed
Alexander tegen de Perzische koning Darius – ca. 332
v. Chr.
-
|
"Alexander voor de hogepriester
Iaddo"
Oudenaards wandtapijt - uit de reeks 'Alexander
de Grote' - 16de eeuw
- Stedelijk Museum Oudenaarde - (foto: Technifoto)
(met vriendelijke toestemming
van de Stad Oudenaarde en Technifoto)
|
In Barcelona bevond zich vroeger nog een
vierde tapijt uit deze reeks: “Alexander ontvangt de koningen
uit Cyprus en Fenicië”.
De tapijten zouden tussen 1580 en 1590
geweven zijn. Wie de tapijten ontworpen heeft is niet bekend;
maar het zijn echte kunstwerken, waarin alle kleine details,
zowel op de voorgrond als in de achtergrond, met uiterste nauwkeurigheid
getekend zijn, en vervolgens ook met uiterste precisie geweven
zijn. De vier boorddelen bevatten ook vele decoratieve details,
die nauwgezet uitgewerkt zijn. Uit alle tapijten van de reeks
“Alexander”, die tot nu toe gevonden zijn, blijkt
dat deze bijzonder populaire reeks, meerdere malen gefabriceerd
en gekopieerd is. Deze reeks van Oudenaardse patronen werd generaties
lang telkens opnieuw gebruikt. Van het tapijt “Alexander
voor de hogepriester Iaddo”, zijn in de loop der tijd
al vier versies ontdekt. Maar de oudste, die zich in het stadhuis
te Oudenaarde bevind, is van de beste kwaliteit. De andere drie
bevinden zich in Italië, Hongarije en in een privé
collectie.
Op dit tapijt staan de belangrijkste personen
op de voorgrond, namelijk Alexander en de Hogepriester van Israël,
genaamd Iaddo, daarachter ziet men een deel van de legermacht
van de beroemde vorst, en in de verte een landschap met huizen,
bomen en mensen, dat tot in de kleinste details perfect is uitgevoerd.
Ook de boorden zijn een aaneenschakeling van prachtig uitgewerkte
tafereeltjes. Langs weerszijden van de grote buitenste boord,
vinden we nog een kleine smalle boord met ruitmotiefjes, die
typisch waren voor de Oudenaardse tapijtweefkunst. Op het tapijt
zien we een afbeelding van Alexander De Grote (356 – 323
v. Chr.), terwijl hij op zijn overwinningstocht was tegen de
Perzen. Jeruzalem opende voor hem de poorten, en volgens de
joodse geschiedschrijver Josephus Flavius toonde men Alexander
het bijbelboek Daniël, vermoedelijk hoofdstuk acht, waar
gesproken wordt over een machtige Griekse koning, die het Perzische
rijk zou omverwerpen en veroveren. (Daniël 8 vers 5-7 en
vers 20-21) Daarop spaarde Alexander Jeruzalem en zette zijn
veroveringstocht verder naar Egypte.
Maar wie was de hogepriester Iaddo? Volgens
het boek “Chronologie van de bijbelse geschiedenis”
was Jaddua in die tijd hogepriester. Hij is de laatste in het
Oude Testament genoemde hogepriesters in de geslachtslijn van
Aäron. Aangezien Jaddua de vijfde generatie na Jesua was,
kon hij gelijktijdig met Alexander geleefd hebben. (Nehemia
12 vers 22)
GODDELIJKE NAAM
Een opmerkelijk detail vinden we terug
op het hoofddeksel van de hogepriester; daar staat namelijk
IEOVA, de naam van God. Dit is in overeenstemming met wat de
bijbel zegt in Exodus 28 vers 36, 37, waar staat dat de hogepriester
op zijn tulband een gouden plaat moest dragen met de tekst:
“Heiligheid behoort Jehovah toe”.
|