Rutger Schutte is geboren
in Diepenheim, Nederland, op 29 november 1708 als de zoon van
Otto Schutte en Maria Couper. Hij was er fier op een nakomeling
te zijn van Jan Schutte die in 1561 voor zijn geloof onthoofd
werd in Westphalen. Na zijn studies in Latijn en Godsgeleerdheid
(theologie) werd hij predikant. In 1736 was dat eerst als hulppredikant
in Rossum, nadien in 1737 predikant te Zaltbommel, in 1742 te
Dordrecht en in 1745 te Amsterdam. Hij werkte tot 1776, tot
zijn lichamelijke gezondheid het niet meer toe liet. Op het
laatste van zijn leven had hij te maken met verlamming.
Betreffende zijn privé-leven is te melden dat
hij op 28 februari 1751 huwde met Eilzabeth Suffrida Hamerster.
Hij had een sterke liefde voor de letterkunde. Hij wordt geprezen
als taalkundige. Hij schreef theologische en geographische
werken en hij schreef gedichten. In 1772 was hij lid van de
commissie voor de nieuwe Psalmberijming. Hij heeft verscheidene
werken gepubliceerd waaronder 4 bundels onder de naam "Stichtelijke
Gezangen".
Hij was ook één van de oprichters van de
Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Bij zijn
overlijden schreef men: "En in den Eerwaardigen Schutte,
van wien wy niet lang voor zynen dood, eene kleine, doch aangenaame
proeve zyner Taalkundige oeffeningen ontfangen mogten, missen
wy een uitnemend cieraad, hetwelk de naam van zulk een achtenswaardig
Man, en de roem zyner uitgebreide geleerdheid aan onze Maatschappye
byzette."(1) Rutger Schutte overleed op 19 december 1784
in de leeftijd van 76 jaar.
Hieronder een van de publicaties "Stichtelijke Gezangen"
(1777) , met Gods naam...