Datum en taal: editie 1789-1796 - Nederlands
Vertaling: gedurende
een heel aantal jaren, vanaf ongeveer 1775, werkte van Vloten
in Leiden aan zijn eigen Bijbelvertaling. Het is een omvangrijk
en omslachtig werk geworden van maar liefst 13 dikke delen,
bestaande uit een vertaling, een parafrase en een omschrijving
naast elkaar. De eerste delen werden officieel goedgekeurd
door de Leidse theologische faculteit. Toen er er echter bezwaren
rezen scheidde van Vloten zich af en verliet hij de Hervormde
kerk. Daarna sloot hij zich aan bij de Doopsgezinden. Uiteindelijk
gaf hij zijn vertaling uit op zijn eigen kosten. Veel van
zijn Bijbels schonk hij weg aan minder gegoede geïnteresseerden.
Vertaler:
Willem Anthony van Vloten werd in 1740 in Utrecht geboren.
Na een moeilijke lagere schoolperiode hoopten zijn ouders
dat Willem predikant zou worden. Tijdens zijn schooljaren
aan de Utrechtse Academie ging zijn interesse in hoofdzaak
naar taalkennis, uitlegkunde en joodse oudheden. In 1767 werd
hij predikant in Waddinxveen. Het werk beviel hem niet goed.
In 1775 werd hij ziek en kon hij niet langer dienen als predikant.
Daarna begon hij, op aansporing van een vriend, aan zijn eigen
Bijbelvertaling te werken. Door het conflict met de kerkelijke
censuur verhuisde hij van Leiden naar Amsterdam, waar hij
in 1809 overleed.
Godsnaam: het unieke aan deze
Bijbel is dat overal waar de Statenbijbel Gods naam weergeeft
met HEERE, de Goddelijke naam in deze Bijbel wordt weergegeven
met Jehovah. Het is de eerste vertaling die dit ook in het
Nieuwe Testament doet, daar waar er aanhalingen uit het Oude
Testament worden gedaan. Alleen de Nieuwe Wereldvertaling
zou van Vloten hierin navolgen, en dit pas in 1961.
Uiteraard staat op vrijwel iedere pagina van deze uitgave
Gods persoonlijke naam, maar we tonen hier Exodus 6:1 en 2,
Openbaring 1:8 en 9 en Romeinen 10:12 en 13. We tonen ook
de verklaring die van Vloten eigenhandig ondertekend heeft.